‘Het vuil van een ander oprapen, daar moet ge toch goed zot voor zijn. Mij niet gezien.’ Ik ben dus goed zot, en gezien. Of niet? Zijn er misschien redenen om gewapend met een grijper als zwerfvuilvrijwilligster mijn omgeving onveilig te maken? Of is veilig hier de gepaste term?
Enkele jaren geleden kwam ik op het spoor van de Broken windows theory of de Theorie van de kapotte ruiten.* Deze criminologische theorie van de jaren ’80, ontwikkeld door George Kelling en zijn team, demonstreert de kracht van de context zoals dat in het jargon heet. Met andere woorden, omdat wij mensen in wezen sociaal zijn laten we ons gedrag onbewust beïnvloeden door omgevingsfactoren.
Gebroken ruiten dagen uit om er nog een paar te molesteren. Straten en pleintjes met her en der verspreid vuil kunnen een uitnodiging zijn om nog meer rommel achter te laten. De criminologen verwoordden het zo: vieze buurten en kapotte ramen zijn fysieke bewijzen van klein crimineel gedrag. Ze creëren een gevoel van onveiligheid en leiden naar meer misdrijven, klein én groot. Uit het oorspronkelijke onderzoek kwam volgend advies om de misdaad in het algemeen te bestrijden: ‘Hang geen camera’s op, maar veeg de straat schoon en repareer de kapotte ramen.’
Recent onderzoek vindt geen voldoende bewijs dat deze conclusie ook voor de grote criminaliteit opgaat, maar voor het thema zwerfvuil en vandalisme blijft ze interessant. Meer actuele experimenten, onder andere die door omgevingspsycholoog Kees Keizer van de Universiteit van Groningen, tonen aan dat de invloed van de omgeving op de morele kwaliteit van onze handelingen indrukwekkend groot is. Orde en respect is voor de meeste mensen minstens zo besmettelijk als chaos en geweld.
Proef zelf hoe het aanvoelt wanneer je op je trein of metro wacht in een verloederd en met allesbehalve kunstzinnige graffiti besmeurd station. Een sfeer van onveiligheid en wetteloosheid is dwingender aanwezig dan wanneer de omgeving er proper bij ligt. Een je-m’en-foutisme of onverschilligheid steekt onder groezelige omstandigheden gemakkelijker de kop op en kan je eigen gedrag negatief beïnvloeden.
Ik doe mijn eerste ronde als zwerfvuilvrijwilligster in het gezelschap van mijn overtuigde kleindochter, die met een verwoed rondspeurende blik geen enkele sigarettenpeuk, verpletterd papiertje of stukje plastiek over het hoofd ziet. Opgeruimd komen we thuis. Op de plek waar we de meeste rommel bij elkaar vonden, ligt pas veertien dagen later weer een blikje te blinken. Uiteraard zijn kille herfst- en winterdagen niet zo uitnodigend voor een frisse drink, maar toch.
Het onderzoek van Kees Keizer levert een interessante tip op voor dergelijk opruimwerk. Het schoonmaken van straten gebeurt namelijk beter overdag dan in de ochtenduren. Als niemand de inzet voor een propere buurt ziet, gaat een deel van het Broken windows-effect verloren. ‘Goed gedrag moet goed zichtbaar zijn’, stelt hij. Woorden wekken, voorbeelden trekken dus. Gemeenschapszin, samen zorgen voor een mooie omgeving, werkt.
Een boeddhistisch geïnspireerde vriendin wijst mij met recht en rede op een aandachtspunt. Naast een zoekend oog voor zwerfvuil, is het blijven zien van al het moois in onze buurt een essentiële aanvulling.
In zijn roman Leeftocht. Veertig jaar onderweg schrijft Adriaan Van Dis over de Jardin de Luxembourg in Parijs: ‘Wie dagelijks duizenden mensen wil ontvangen, moet wel een strenge gastheer zijn. En het vreemde is, iedereen houdt zich aan de regels omdat men lijkt in te zien dat een goed onderhouden park troost en geluk aan allen biedt.’
* Bron: Rutger Bregman, Met de kennis van toen. Actuele problemen in het licht van de geschiedenis, 2012.
majo van ryckeghem
december 2017