‘De geschiedenis leert dat een pandemie overwinnen jaren duurt’, zegt virologe Erika Vlieghe.
Een uitspraak die naar de keel grijpt.
Het virus dwingt ons lessen te leren. Het eist van ons dat we leven met onzekerheid, dat we geduld oefenen en dat we beseffen dat we, zelfs op wereldschaal, allemaal in hetzelfde schuitje zitten en dus het best in verbondenheid verder varen.
C houdt ons een spiegel voor: hoe is het voor mij om met de onvoorspelbaarheid en onzekerheid van deze epidemie om te gaan, om controle te moeten loslaten? Hoe staat het met mijn geduld, die schone deugd? Hoe voorkom ik dat ik me niet laat opjutten om anderen met de vinger te wijzen? Hoe slaag ik erin om verbondenheid te blijven opzoeken om door deze periode te gaan?
Voor heel wat mensen is via deze spiegel naar binnen kijken een niet zo geliefde bezigheid. We proberen te ontsnappen door in paniek met onze armen te molenwieken en blind te treffen wie in onze ogen de uitweg versperren: gevaccineerden of niet-gevaccineerden naargelang onze eigen keuze, wetenschap/st/ers en politici. Anderen dus en vooral de twee laatste groepen, die evenzeer voor de moeilijke opdracht staan om onze laverende schuit naar minder woelig water te loodsen. Vruchteloos reageren we ons af. Zo hoeven we niet in ons eigen, milde hart te kijken.
In zijn column Eén prik en dan gedaan in De Standaard beschrijft politicoloog Hendrik Vos het mechanisme achter onze houding tegenover politici: ‘Politici zijn makelaars in dromen en sprookjes. Kiezers doorzien dat wel, maar verwachten die illusie tegelijk, want ze stemmen vooral voor kandidaten die uitpakken met wonderlijke beloftes. Het is een eigenaardig trekje van de democratie.’
De lessen die het virus ons wil leren dus. Als eerste, geduld.
Voor mij hebben geduld en bewuster in het nu zijn een nauwe band gekregen. Zoals ik schrijf in Hier en nu, meer moet dat niet zijn werkt ons zorgen maken over de toekomst zeer ondermijnend voor onze gemoedsrust. We weten dat piekeren over wat kan komen geen enkele zin heeft. Alledaagse momenten kunnen een concrete oefening in geduld inhouden. Je staat zevende in de wachtrij aan een kassa. Je kan kiezen tussen zenuwachtige blikken werpen op de hoeveelheid spullen die iedereen in haar of zijn winkelkar heeft liggen of je kan jezelf bewust in de rust van het hier en nu nestelen en met plezier rondkijken naar de diverse mensen en taferelen rondom jou. In beide gevallen zal de rij even snel of traag opschuiven, maar je innerlijke kalmte zal bij de tweede houding veel baat hebben.
Zo ook met C dus.
Het is menselijk dat we ons in deze C-tijden af en toe een voorstelling maken over wat er met ons en onze geliefden kan gebeuren als we besmet raken en dat we ongeduld voelen over het uitblijven van een finale oplossing. We voelen angst voor lijden en dood. De link tussen angst en geduld beschrijft Piero Ferrucci in Vriendelijkheid als levenshouding en helende kracht als: ‘Geduld is het vermogen dat je nodig hebt om zonder angst het voortdurend voortschrijden van de tijd te kunnen accepteren. Om in het dagelijkse leven verrassende flitsen van tijdloosheid te ervaren.’ Met de steun van geduld, dat we het best kunnen beoefenen in het hier en nu, kunnen we ons dus behoeden voor C-angst.
Een bonus van geduldig leren zijn is dat het ons ook helpt om de onvoorspelbaarheid van deze pandemie, samen met de onzekerheid die ze in haar kielzog meesleept, te hanteren. Zonder de impact die het virus op onze levens heeft te willen minimaliseren, doet een ongedurige houding me denken aan mensen die niet kunnen wachten op de afloop van een roman, zelfs van een detective, en dan maar meteen het laatste hoofdstuk gaan lezen. De afhandeling, het einde weten van het C-verhaal is wat we zo graag zouden willen. Wanneer kunnen we ‘terug naar normaal’? We willen ‘daar’ al zijn omdat ‘hier’ te veel onzekerheid en angst oproept. Terwijl, zoals Eckhart Tolle in zijn Een nieuwe aarde. De uitdaging van deze tijd schrijft: ‘Als je met gemak met onzekerheid kunt omgaan, dan openen er zich oneindige mogelijkheden in je leven, omdat angst dan niet meer de bepalende factor is voor wat je doet en laat.’
En dan hebben we de derde les nog: het belang van verbondenheid tegenover het aanwijzen van schuldigen. In het laatste geval blijven we zitten in de illusie van controle op en voorspelbaarheid van het virus. Het helpt natuurlijk niet als politici in hetzelfde bedje ziek zijn. Hun ‘weldra terug naar het rijk der vrijheid’ blijft hen achtervolgen. Maar eerlijk, wie zou in hun schoenen willen staan? Een wijze hen legt wel eens een ei in de brandnetels.
Laat mildheid hier het gonswoord zijn. Naar onze eigen onvolkomenheden kijken maakt ons welwillender tegenover onszelf én tegenover anderen, waardoor we minder snel gaan ver-oordelen. Mildheid en niet oordelen ja, maar wederzijds begrip tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden is in deze tijden met uitgestelde zorg in de ziekenhuizen een veeleisende opdracht. ‘We doen allemaal ons best’ kan voor sommigen klef en makkelijk lijken, maar uiteindelijk geldt dit waarschijnlijk ook wel voor jou en dus ook voor het overgrote deel van de mensheid.
Ik sluit me graag aan bij het gezichtspunt van Marie Blommaart, een nu 100-jarige Nederlandse die verzetsstrijdster was in WOII, in een recent interview in de Volkskrant: ‘Voor alles moeten we optimistisch zijn. We moeten er doorheen en komen er weer uit, want zoals altijd komen er onherroepelijk tegenkrachten en die zijn ook nu al in opkomst. We moeten de blik meer naar binnen richten en niet zo de strijd met elkaar aangaan. En ons realiseren dat de wereld niet zo zwart is als zij lijkt, en de meeste mensen goed zijn.
Daar gaat het om: altijd de mens blijven zien in de ander.’
majo van ryckeghem
november ‘21