De gerechtelijke aanhouding van een mediafiguur verdacht van digitaal kindermisbruik veroorzaakt een schokgolf. Wat gebeurt er met ons en hoe reageren we?
Een complexe mix van gevoelens en emoties bestormt ons. We zijn boos, verontwaardigd, verdrietig, bang, teleurgesteld, vol onbegrip. We voelen medeleven voor zijn naaste omgeving, en misschien aarzelend ook voor hem, de dader.
Ik was geschrokken van mezelf toen ik in een gesprek met een vriendin ontdekte dat ik tot dan niet aan de slachtoffertjes had gedacht. Toen ik daarbij stilstond, kwam ik uit op het feit dat ik me eigenlijk geen voorstelling kan maken van de inhoud van zo’n digitale opnames en dat daardoor de slachtoffertjes voor mij waarschijnlijk uit beeld waren gebleven.
We proberen te begrijpen hoe iemand tot zo’n daden komt, maar dat lukt moeilijk. ‘Ik begrijp het niet’ is vaak te vertalen in ‘Ik accepteer dit niet’, het is te veel, te groot, te verwarrend. Dit kan samenhangen met de vrees dat ‘begrip opbrengen’ gelijk zou staan met ‘goedkeuren’, wat helemaal niet het geval hoeft te zijn. Als ik begrijp waarom jij je kind op een moment dat het je allemaal te veel was een tik hebt verkocht, dan keur ik dat gedrag nog niet goed en in het beste geval doe jij dat, als de mama of papa, ook niet.
Digitaal kindermisbruik blijft een strafbaar feit, daar kan geen twijfel over bestaan. De rechtbank moet hier haar werk doen en het gepaste vonnis uitspreken als de feiten bewezen zijn. De dader moet ook therapie volgen en zo mogelijk in een herstelprogramma naar de slachtoffers stappen. Het is aan de professionele hulpverlening om samen met de dader te zoeken naar de oorsprong van dit foute gedrag en de wegen te zoeken naar herstel.
Kindermisbruik vertoont kenmerken van een verslaving. Een slippery slope of hellend vlak naar steeds grotere ontkenning en verdringing van de betekenis en impact van de eigen daden. Uiteindelijk zit de dader zo vast in de tunnelvisie van de verslaving dat hij of zij blind is voor de mogelijke gevolgen voor zichzelf en de eigen omgeving, hoe onvoorstelbaar ook. In die zin zou het goed zijn, ook voor onszelf, indien we enig mededogen zouden kunnen voelen voor de persoon in kwestie.
Begrip, mededogen komt er vaak niet, meer zelfs een heksenjacht trekt zich snel op gang, zeker op de anonieme allesbehalve-sociale media. Maar de dader is vaak meer dan kindermisbruiker en is geen monster. Er is ook een mens die meer is dan dit afgesloten deel van zijn of haar persoonlijkheid. Mededogen is oog hebben voor de rest van de persoon, die volgens de hulplijn Stop it Now! vaak lieve, zorgzame, empathische mensen zijn.
Het is vaak makkelijker om die nuance niet aan te brengen en dan zien we ook hier, zoals ik al beschreef in verschillende wetenschaapjes, de werking van onze schaduw. Filosoof Ken Wilber schrijft in Zonder grenzen het volgende: ‘Iemand die meedoet aan een heksenjacht denkt dat hij of zij geen donkere plek heeft en alleen maar rechtschapen is. Verzet, weerstand tegen een schaduwaspect maakt dat deze onderdrukte kant zich meer en meer opdringt en plaats in het bewustzijn opeist. Er is geen ontsnappen aan, maar als je in het verzet blijft en het niet onder ogen ziet, is de enige manier om ermee om te gaan: projectie. Met andere woorden dit afgekeurde en niet toegelaten kenmerk plaats je in andere mensen. Hoe groter je verzet is tegen dat schaduwaspect van jezelf, hoe grover je geschut is op de ander.’
Het feit dat het in deze situatie naast een mediafiguur ook om een homoman gaat en hij samen met zijn man ook pleegkinderen heeft, levert extra munitie voor wie vooraf al op deze schietstand stond. Tom De Cock schrijft hierover in De Morgen onder de titel Eén bekende kop voor de rechtbank, die louter toevallig ook homo blijkt te zijn, is genoeg om ons fatsoen te vergeten: ‘De feiten over holebiouders zijn kristalhelder. Tientallen internationale onderzoeken komen telkens tot dezelfde conclusies. Kinderen uit gezinnen met ouders van hetzelfde geslacht zijn PRECIES EVEN GELUKKIG EN GEZOND als alle andere kinderen! Op een paar vlakken doen ze het zelfs beter. Mijn dochter wordt empathischer, toleranter en zal niet in rolpatronen denken. Als ik thuis de was doe en mijn man het gras maait, dan is dat namelijk omdat we dat zo afspreken, en niet omdat één van ons borsten heeft.’
Hij vervolgt: ‘Het enige waar de kinderen in al die studies last van hebben, zijn de kinderen van hetero-ouders die hen pesten op school. En de angst dat de heteromaatschappij hen zal uitspuwen. Elke schreeuwlelijk die vindt dat we kinderen uit de klauwen van holebi’s moeten redden, bedreigt dus zelf het welzijn van die kinderen. Ook de feiten over pleegzorg zijn loepzuiver. Er worden in Vlaanderen elke dag 9.000 kinderen beschermd in 7.000 goed gescreende pleeggezinnen, waaronder het mijne. Gezinnen met allerlei samenstellingen, en vooral veel warmte en doorzettingsvermogen. 9.000 kinderen die bovendien niet in een voorziening opgroeien, en dus veel minder op het systeem wegen.’
In het wetenschaapje Laten wij het alstublieft niet zijn schrijf ik over dat mechanisme dat hier speelt en tokenisme heet, waarbij het gedrag van één persoon uit een minderheidsgroep als representatie (token) van de hele groep wordt gezien en niet als handelwijze van één individu. Tokenisme leidt tot veralgemeningen, dé vrouwen, dé gehandicapten, dé moslims, dé bejaarden, dé homo’s, waarbij stereotypering en bijgevolg discriminatie om de hoek loeren.’
Het kwalijke in deze situatie is dat adoptie en pleegzorg voor de geviseerde personen, die een gezin met kinderen willen stichten, ineens weer met extra wenkbrauwengefrons te maken krijgt. Sommige mensen zien het absoluut onterechte vooroordeel dat alle homo’s pedoseksuelen zouden zijn, weer bevestigd. En zoals Tom De Cock besluit: ‘Over een week, maand of jaar trekt het circus verder, verblind door de volgende steekvlam. Maar de nevenschade blijft. Weer wat haatzaad geplant. En ik ben doodsbang voor de dag waarop de oogst begint.’
majo van ryckeghem
september 2023